Al die nieuwe woorden waren enorm handig als ik in een openbare ruimte stond. Ik had geen zin in mensen die om zouden kijken als ik het woord chemo, of ziekenhuis eruit zou gooien. Vooral niet in tijden met m’n mutsje op m’n hoofd. Tijdens die periode voelde ik me al zo bekeken. Het is dan enorm handig om te zeggen dat ik iets mee moet nemen wanneer ik weer naar het hotel ga. Of dat ik ergens last van had toen ik m’n cocktails kreeg. Op den duur werden die synoniemen m’n nieuwe manier van praten. Ik gebruikte niet meer het woord chemo, maar cocktails.
Het woord wat ik het meeste uit m’n eigen woordenboek gebruik is toch wel kokosnoot. Ik merk zelfs bij mensen die niet zo veel over mij weten, dat ik daar het woord kokosnoot ook bij gebruik. In eerste instantie word ik heel raar aangekeken en bedenk ik me: waarom kijk je me zo aan? Op het moment dat ik dat denk, weet ik het antwoord al. ‘O wacht, ik bedoel kanker.’
Kokosnoot vs kanker
Het zegt zo lekker en het is niet zo confronterend. Kokosnoot vs kanker/tumor.
Struisvogelgedrag? Ik zie het eerder als een eufemisme 😅